Boeren en tuinders moeten grootschaliger. Zo is nu eenmaal de huidige ontwikkeling, konden we in Venray vernemen. Maar liefst drie avonden werd er gediscussieerd over de intensieve veehouderij.
In Utrecht horen we intussen: ‘Kleinschalige boeren hebben de sleutel in handen voor een betere toekomst.’ Wat de kleinschalige boeren nodig hebben is onder meer ‘veredelingsmateriaal dat adequaat is aangepast aan lokale omstandigheden en dat hen onafhankelijk maakt van multinationals.’
Het is geen milieuactivist die het Nederlandse overheidsbeleid bekritiseert, maar Sharon Dijksma die de conferentie The Future of Farming and Food Security Africa toespreekt.
In het buitenland mag onze staatssecretaris van Landbouw zich minister noemen. Wellicht denkt ze voor een internationaal gezelschap ook een volledig andere boodschap te mogen verkondigen. Een tegengestelde boodschap zelfs.
Want waar ze in Utrecht applaus oogstte voor haar toespraak over kleinschaligheid, wordt in Nederland juist ingezet op grootschaligheid en overproductie die ten koste gaat van kleine boeren in Afrika.
Slechts 40 procent van het pluimveevlees dat we van de producenten geen plofkip mogen noemen, komt tegen stuntaanbiedingen in de Nederlandse supermarktschappen terecht. Op de rest wordt nog veel minder verdiend; dat wordt gedumpt in landen als Ghana en Mali. De kleinschalige boeren waar Dijksma het over heeft hoeven daar geen vleeskippen te houden.
Ziel
Het is onze boeren niet aan te rekenen. Het is overheidsbeleid. Mededingingsautoriteit ACM heeft bepaald dat een ‘Kip van Morgen’, die iets trager groeit de vrije marktwerking schaadt. De fusie tussen Ahold en Delhaize lijkt soepel te verlopen, als een paar tuinders samen een verkooporganisatie beginnen, mogen ze inval van de NMa verwachten.
Wat de boer ook verzint, het zijn de grootschalige initiatieven die in Nederland innovatiesubsidies krijgen. Kleinschalige ontwikkelingen worden door financiële-, wettelijke of mededingingsregels stelselmatig de kop ingedrukt.
De eindverantwoordelijke voor dit beleid vertelt intussen in Utrecht over kleinschalige boeren die ‘als hardwerkende mannen en vrouwen het hart en de ziel vormen van een voedselketen die ons allen verbindt.’
In Grubbenvorst gaat de schop in de grond voor de bouw van een varkensstal die elf boeren overbodig maakt
Ja, ze heeft het over Afrika. In Grubbenvorst gaat de schop in de grond voor de bouw van een varkensstal die elf boeren overbodig maakt. Want een gemiddelde vleesvarkenshouder heeft in Nederland 3.000 dieren, het ‘Nieuw Gemengd Bedrijf’ gaat er bijna 34.000 huisvesten.
De lokale gemeenschap verzet zich al bijna tien jaar tegen de komst van dit bedrijf, dat bovendien de vergunningen bijna rond heeft om 14 pluimveehouders overbodig te maken met hun stal voor 1,2 miljoen vleeskuikens.
Geweld
Boeren hebben dus geen enkel belang bij de komst van zo’n stal, burgers al evenmin. De politiek loopt aan de leiband van de economie en minacht zowel de boer als de burger.
Want ook de burger heeft geen enkele baat bij de komst van deze megastal. Voorstanders van grootschalige veehouderij, maar ook van grootschalige glastuinbouw, benadrukken het belang van de agrarische sector voor de Nederlandse economie en prijzen de positie die Nederland inneemt als grootste agrarisch exporteur ter wereld, na de VS.
Kritische burgers zien hierin slechts een bewijs van de overproductie die alleen behaald kan worden door grootschalige import van genetisch gemanipuleerde soja uit Zuid-Amerika. Waar de amazone in rap tempo wordt vernietigd en waar de lokale bevolking met geweld van hun land wordt verdreven of wordt vergiftigd met pesticiden.
Maar dankzij onze efficiënte productiemethoden profiteert de consument wel van goedkoop vlees in de supermarkt, proberen de grootschaligheidsadepten nog. Maar die kiloknallers komen de consument inmiddels de strot uit.
Het enige dat zo’n ‘megastal’ nog brengt is vrees. Vrees voor landschapsvervuiling, volle wegen en gevaar voor de volksgezondheid. De overheid mag bepalen dat alles binnen de wettelijke normen valt, maar dat neemt die vrees niet weg.
Lokale economie
Grootschaligheid levert een impuls voor de economie, zoals dat in de huidige tijd past: niemand heeft er baat bij, behalve degenen die toch al ruimschoots van de economie mochten profiteren. In dit geval het betreffende bedrijf zelf, plus enkele grote installateurs en voerfabrikanten. Werkgelegenheid schept het nauwelijks; in de stal zijn slechts enkele Oost-Europeanen nodig.
En in Utrecht legt Dijksma fijntjes uit hoe kleinschalige landbouw de economie op het platteland in stand houdt; ‘wat resoneert in elke familie, gemeenschap en lokale economie’. Ze prijst het belang van de kleine boer in Afrika en stopt het grootste varkensbedrijf van Nederland in Grubbenvorst 2,1 miljoen euro aan overheidssubsidie toe. Plus nog wat financiële voordeeltjes van 11 miljoen.
Het is geen incident. In 2013 telde agrarisch onderzoeksbureau Alterra 803 megastallen, waar er in 2005 nog 301 bedrijven waren met meer dan 250 koeien, 7500 varkens, 120.000 legkippen of 220.000 vleeskuikens.
Nicheproducten
De overproductie heeft in Nederland dus helemaal geen zin. Niet voor boeren in Nederland die onder de kostprijs moeten produceren, niet voor boeren in opkomende landen die hun markt zien instorten, niet voor de consument of de burger, niet voor het platteland. De enige die ervan profiteert is de economie, en wel de economie van slechts een paar grote bedrijven.
En dat is jammer. Want Dijksma heeft gelijk als ze zegt dat we boeren nodig hebben om de economie op het platteland in stand te houden. Het zijn de kleinschalige boeren met hun nicheproducten en boerderijwinkels die de economie op het platteland draaiende houden. Niet de stallen die vrachtwagens met bulkladingen vee, veevoer en mest over de plattelandswegen sturen.
Altaar
Maar ook Dijksma heeft het niet meer in de hand. Het zijn immers internationale ontwikkelingen die worden aangestuurd door trans-Atlantische handelsverdragen. Daar heeft een nationale staatssecretaris niks meer in in te brengen.
Misschien hoopt ze als ‘minister’ het platteland in Afrika nog te sparen. Als ons platteland is opgeofferd op het altaar van de vrije wereldmarkt, kunnen we naar Afrika voor een bloeiend platteland.
© Marc van der Sterren | Farming Africa
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.
Dit artikel is in ingekorte vorm geplaatst in Dagblad de Limburger
Over Marc van der Sterren
Check Farming Africa voor nieuws over landbouw in Afrika, een initiatief van journalist Marc van der Sterren. Neem een abonnement op zijn artikelen in TPO Magazine en volg @Farming_Africa voor updates.